Op bovenstaande foto is op de voorgrond een gedeelte van één der in aanbouw zijnde batterijen te zien. Op de achtergrond is links de Kanaalweg Zuid te herkennen, rechts de bomen aan de Kanaalweg Noord. Het gebouw aan de linkerkant in het midden van de foto, is het kantoorgebouw van de fabriek aan de Oostkade. In het midden van de foto is de fabriekskantine te zien en daarnaast de vroegere woning van de Chef Bewakingsdienst. Het gebouw achter de fabriekskantine zijn de brugwachters woningen.
Association Coopérative Zélandaise de Carbonisation werd opgericht op 8 juli 1911, nadat de directeuren van 5 Lotharingse ijzer- en staalbedrijven in de streek van Longwy (Frankrijk), op het idee kwamen een cokesfabriek op te richten langs het kanaal Terneuzen – Gent. Zo konden ze zich zeker stellen van een zo gunstig mogelijke cokesbevoorrading. Engelse kolen van overzee en cokeskolen uit het Roergebied (Duitsland), konden dan tot voor de kade van de fabriek gebracht worden. De keuze van de Franse ijzer- en staalfabrikanten viel op deze, op Nederlands grondgebied gelegen plek, omdat krachtens het Nederlands – Belgisch verdrag van november 1867 de Spoorwegmaatschappij Mechelen – Terneuzen, verplicht was een uniform vervoerstarief toe te passen over de gehele lengte van haar traject. Nadat de ijzer- en staalfabrikanten de verzekering hadden gekregen dat deze bepaling ook in hun geval zou worden gehandhaafd en dat de verzending van cokes naar Frankrijk zou kunnen geschieden zonder dat het overschrijden van de Nederlands – Belgische grens extra kosten met zich mee zou brengen, werd besloten tot de bouw van de Cokesfabriek in het open polderlandschap van Sluiskil. Dit was tevens het begin van de industrialisatie van Zeeuws-Vlaanderen.
Bij de oprichting bestond de fabriek uit 4 Coppée-batterijen, welke in de zomer van 1913 achtereenvolgens in bedrijf werden gesteld. De productiecapaciteit bedroeg toen 300.000 ton cokes per jaar. Een jaar later werd de fabriek ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog stilgelegd, waarna zij in 1922 opnieuw in bedrijf kon worden gesteld. Door de gunstige bevoorradingsmogelijkheden waarover de fabriek beschikte en niettegenstaande ernstige tegenslagen, zoals de maandenlange staking in de Engelse kolenmijnen en de bezetting van het Roergebied, waardoor de aanvoer van Duitse kolen werd onderbroken, kon de productie gehandhaafd blijven tot aan de Tweede Wereldoorlog. De Lotharingse ijzer- en staalbedrijven besloten zelfs tot een productieverhoging van de cokesfabriek ter grootte van 275.000 ton cokes per jaar. Er werd een batterij van 59 Becker-ovens gebouwd, die in de herfst van 1928 werden aangestoken.
In 1929 brak er ook een staking uit op de Cokesfabriek, de fabriek haalde zelfs mensen uit Frankrijk die voor de productie moesten gaan zorgen. De overheid greep met harde hand in. Op de brug van Sluiskil troffen de marechaussee en de roerige stakers elkaar op een mooie najaarsdag in 1929. Het ging er hard aan toe op de brug, de militaire politie sloeg in op de stakers. Met de botte kant van de sabel werden de stakers van de “Cokes” uiteengedreven. Meerdere stakers werden later gearresteerd. Een van die stakers, Piet van Drongelen uit Sluiskil, is toen tijdens zijn transport over de Westerschelde verdwenen. Of hij tijdens die overtocht overboord gesprongen is of overboord gegooid is door zijn bewakers, zal nooit meer aan het licht komen. Hij is nooit teruggevonden…..
Toen agent Verpoorte op 10 juni 1930 in zijn dagrapport schreef: “Einde van de werkstaking op de Cokesfabriek”, was er een eind gekomen aan het conflict.
Een artikel over de staking, uit een krant van maandag 7 oktober 1929, is te lezen bij onderstaande afbeeldingen.
In die tijd ging bij de meeste cokesfabrieken het gas zonder rendement verloren en werd in de lucht verbrand. Dit gas bevatte waterstof en de chemische industrie begon zich te interesseren in dit gas, in verband met de fabricage van ammoniak. De ACZC beschikte over aanzienlijke hoeveelheden gas en met een industriële combinatie (Sociëté Evence Coppeé en Sociëté Montecatini) werd de Compagnie Néerlandaise de l’Azote (CNA) opgericht. Het stikstofbindingsbedrijf werd naast de cokesfabriek gebouwd en in 1930 in bedrijf gesteld. Door dit rendabel maken van het gas, kreeg de industrialisatie van Zeeuws-Vlaanderen een nieuwe impuls. In 1933 werd de N.V. Sluiskil Cokeshandel opgericht, met het doel de verkoop van de cokes in het buitenland uit te breiden, in het bijzonder in de Scandinavische landen.
De cokesfabriek ACZC werd in mei 1940 stilgelegd en onder Duits beheer gesteld; een aanzienlijk deel van het materieel werd in beslag genomen en weggevoerd naar Duitsland en bezet Rusland. Na het einde van de Tweede Wereldoorlog in 1945 werd, ten koste van grote inspanningen, getracht zoveel mogelijk van het materieel dat zich in Europese landen bevond die inreizen reeds toelieten, weer terug in Sluiskil te krijgen. Men probeerde het aansteken van de ovens te bespoedigen, kolen, cokes en kunstmeststoffen waren toen schaars. Pas in 1950 kon een batterij van 66 ovens worden gerepareerd en aangestoken. De andere batterij diende geheel te worden herbouwd en werd in 1954 weer in bedrijf gesteld. De eerste batterij van 66 ovens had veel te lijden gehad van het herhaald plotseling stilleggen, veroorzaakt door de oorlogsomstandigheden. Deze batterij werd vervangen door 54 nieuwe ovens en in bedrijf gesteld in de zomer van 1959.
Het belangrijkste deel van de cokesproductie bleef bestemd voor Frankrijk, maar de cokes uit Sluiskil bereikte ook de Scandinavische landen en andere landen in het Middellandse-zeegebied. Nadat het de fabriek jaren voor de wind was gegaan, luidden een crisis in de staalindustrie en goedkope cokes uit China het einde in voor de cokesfabriek in Sluiskil. In 1999 werd de fabriek gesloten.